Voor- en tegenstanders van vuurwerk praten altijd langs elkaar heen, en de reden lijkt me heel simpel. De ene partij stelt het eigen genoegen voorop, en de andere partij benadrukt dat het vuurwerk tientallen mensen zwaar letsel bezorgd aan ogen en handen.
Nooit zul je de voorstanders van vuurwerk iets horen zeggen als: ‘oké, twee kinderen raakten een oog kwijt dit jaar, maar belangrijker is dat ik lekker heb kunnen knallen!’ In plaats daarvan zijn er van de voorstanders rationalisaties als: ‘ongelukken gebeuren alleen door onzorgvuldig gebruik’, of: ‘als het illegale vuurwerk maar aan banden zou worden gelegd’, of: ‘alcohol veroorzaakt net zo veel (of nog meer) ongelukken’. Dit soort argumenten kan altijd met gemak weerlegd worden, maar omdat het gaat om niet meer dan rationalisaties is er geen einde aan de argumenten. Er volgt altijd een ‘ja maar’, en weer nieuwe, verdere rationalisaties, die alleen ten doel hebben om ons af te leiden van het werkelijke punt: ‘ik vind mijn plezier belangrijker dan dat jaarlijks tientallen mensen invalide raken door vuurwerk’.
Een ander punt is de verhouding tussen enerzijds de fanatiekelingen en anderzijds de mensen die zich liever niet uitspreken. Deze situatie lijkt sterk op het probleem van religieuze fundamentalisten die gematigde religieuzen totaal overschreeuwen of intimideren. De mensen die per se knalvuurwerk willen afsteken zijn sowieso in de minderheid: het gaat bijna uitsluitend om jongemannen en jongens. Mensen die zelf geen vuurwerk afsteken aarzelen evenwel over een verbod, omdat het zo drastisch lijkt, en ze liever het conflict uit de weg gaan. Totdat hun echtgenoot of hun eigen kind getroffen wordt natuurlijk, en dan begrijpen ze opeens niet meer waarom ze zich er niet eerder tegen hadden uitgesproken.
De vuurwerk discussie is geen rationele discussie, omdat de voor- en tegenstanders verschillende ethische uitgangspunten hanteren. De voorstanders van vuurwerk erkennen niet dat zij persoonlijk verantwoordelijk zijn voor de jaarlijkse slachtoffers. Ze leggen altijd de verantwoordelijkheid bij iemand anders. Het besef dat door zichzelf gevaarlijk vuurwerk toe te staan ze het daarmee ook toestaan aan mensen die er niet goed mee omgaan is onvoldoende of helemaal niet aanwezig.
Er is bij vuurwerkliefhebbers ook een illusie van onkwetsbaarheid: slechts een minderheid draagt bijvoorbeeld een veiligheidsbril, terwijl om twaalf uur honderden mensen in nabijheid van elkaar tegelijkertijd vuurwerk afsteken (de helft van alle slachtoffers is toeschouwer, hoewel de meeste ernstige verwondingen te vinden zijn bij de gebruikers).
Binnen de groep van voorstanders van vuurwerk zijn nog twee speciale subgroepen te vinden, waarvan je kunt afvragen of ze wel deel (mogen) zijn van de discussie. Allereerst zijn de grootste voorstanders van vuurwerk, ook de grootse gebruikers en (door)verkopers van illegaal vuurwerk. We zijn als gemeenschap al overeengekomen dat we geen illegaal vuurwerk willen, maar daar hebben deze mensen lak aan. Ik heb mensen uit deze groep zelf bezig gezien, met de aanschaf en doorverkoop van illegaal vuurwerk. Daarbij ging het zowel om vuurwerk dat zwaarder was dan in Nederland toegestaan (aangeschaft in België) alsook om totaal ongecertificeerd vuurwerk (aangeschaft via internet). Bij de aanschaf en verkoop van niet gekeurd vuurwerk is het besef direct verantwoordelijk te zijn voor eventuele ongelukken die daardoor kunnen gebeuren in onvoldoende mate aanwezig. Bij de aanschaf van zwaarder vuurwerk erkent men gewoon niet de grens die we als samenleving aan de overlast zouden willen stellen. Mensen die zeggen dat ze er last van hebben zijn aanstellers. Er is dus weinig empathie. Het aantal mensen dat met illegaal vuurwerk omgaat is best groot, maar hebben zij zichzelf niet al buiten de discussie geplaatst? Ze erkennen toch niet het resultaat van die discussie en gaan gewoon hun eigen gang, voor zover ze de politie kunnen vermijden.
De tweede subgroep van voorstanders van vuurwerk is kleiner, maar wel belangrijk. Het gaat om de echte asocialen, die zonder meer plezier putten uit het veroorzaken van overlast en schade. De regels van de samenleving kunnen mensen uit die groep alleen in zoverre schelen, dat ze hun best doen om de politie te vermijden. Het gaat vanzelfsprekend vrijwel uitsluitend om mannen, en dan nog meest jongemannen, die vermoedelijk te onvolwassen zijn om te begrijpen waar ze mee bezig zijn. En ieder jaar geven we die mensen veel ruimte om hun gang te gaan.
In het bovenstaande heb ik opzettelijk een aantal dingen weggelaten, omdat er onenigheid is over de waarachtigheid van de gegevens. Zo komen voorstanders van vuurwerk met het cijfer (onderzoeksgrootte 510 personen, een onderzoek van Bas Breet via <Onderzoekdoen.nl> (de resultaten zijn niet publiek toegankelijk) dat 95% van de Nederlanders geen verbod wil terwijl tegenstanders van vuurwerk ontdekten dat 64% voorstander zou zijn van een verbod (onderzoeksgrootte 1363, via No Ties van <peil.nl>¹).
Weliswaar ziet het onderzoek van peil.nl er een stuk onafhankelijker uit dan dat van Bas Breet, maar zelfs al ging het om onderzoeken door meerdere onderzoeksinstellingen met grotere groepen, dan nog zou men het met elkaar oneens kunnen zijn over de vraagstelling en de interpretatie van de resultaten.
Gegevens over hoeveel mensen een oog, hand of vinger moeten missen zijn kennelijk wel voorhanden, maar gek genoeg verzand de discussie daarover altijd in de vraag of het totale aantal invaliderende ongelukken hoger of lager was dan het voorgaande jaar. Dit jaar was er kennelijk een toename, vooral als gevolg van illegaal vuurwerk (hoewel de meeste ongelukken toch door legaal vuurwerk veroorzaakt worden).²
Oogartsen proberen de situatie te concretiseren door vergelijkingen met de oorlog in Irak: ‘Twee jaarwisselingen in Nederland leveren evenveel beschadigde ogen op als bij alle Amerikaanse soldaten die in Irak hebben gevochten’.
Zelf zou ik me een simpel pleziertje niet toestaan als daarvan de prijs was dat het tientallen mensen invalide zou maken, maar zoals gezegd proberen voorstanders van vuurwerk dat punt uit alle macht te omzeilen. Ook als het over andere onderwerpen gaat verbaas ik me vaak over de totale onwil van mensen om af te zien van een pleziertje, alsof hun totale levensgeluk afhankelijk is van het mogen genieten van een ogenschijnlijk vrij willekeurige bron van genot. Vleeseters kunnen bijvoorbeeld alle argumenten tegen de massaproductie van goedkoop vlees, en argumenten voor andere lekkere dingen of gewoon minder vaak vlees, in één keer weerleggen met de simpele zinsnede: ‘maar het is zo lekker!’ Het is een fraaie illustratie van het feit dat mensen vooral goed zijn in rationaliseren, en erg slecht in werkelijk rationeel denken en handelen.
Maandag 14 januari 2013